1 mei: te land, ter zee en in de lucht
Een vreemd gevoel overvalt me als ik rond 6 uur opsta. Het is eindelijk zover. Morgen sta ik op Afrikaanse bodem. Eerst nog een aantal vervoersmiddelen en wachttijden trotseren: de auto naar Duinkerke, de boot naar Dover en vanuit Londen het vliegtuig naar een voor mij nog onontdekt gebied. Zo lang al keek ik ernaar uit, maar onzekerheid komt nu toch wel de kop opsteken. Zal alles verlopen zoals gepland? Zal niemand een rare ziekte oplopen? Wat vergat ik in te pakken? Heel snel gris ik naar mijn rijbewijs dat al een maand in de schuif verdwaalde, zie de visa-kaart liggen en denk, zo’n ding kan misschien ook handig zijn. Voor ik het goed en wel besef, zitten we in de auto richting Duinkerke. Wat later zorgt een stevig briesje voor witte schuimkoppen op het water van de Noordzee. Wanneer de krijtrotsen van Dover aan de horizon verschijnen, voel ik me gerustgesteld. Het zal mooi worden, ons Afrikaans avontuur. Dat zie ik aan de vredige uitstraling op het gezicht van Hans en hoor ik aan de nonchalante en jeugdige grapjes die de leerlingen maken.
Dankzij de uitstekende planning van Hans en de kalme Britse snelweg komen we een uur of vijf te vroeg aan op Heathrow Airport. Maar de zon schijnt, het is warm en alle stress van de voorbije dagen verdwijnt. We drentelen wat rond, spelen kaart op één van de reiskoffers en laten ons te goed doen aan de overvloedige zonnestralen. In een mum van tijd en na een laatste uitdagend spelletje met een sympathieke Britse douanier, vliegen we de lucht in, richting ‘the warm heart of Africa’.
2 mei: bezoek aan Kenia, Tanzania, Zambia en Malawi
Naïrobi, de meest vreselijke vlieghaven die ik ooit gezien en ervaren heb. Een muffe en broeierige lucht valt op ons neer. Het bevallig Kenia, met zijn wildlife en schitterende natuurparken, lijkt hier heel ver weg. Gelukkig beseffen we nog niet dat we hier, op deze godverlaten plek, tijdens onze terugreis acht lange uren zullen moeten doorbrengen. Na een kokhalzend toiletbezoek verlang ik des te meer naar de buitenlucht van Malawi. Maar we geraken er wel. Na een fascinerend uitzicht op de exuberante Kilimanjaro maken we een korte tussenlanding in Lusaka. Daar vraag ik terloops aan de kapitein of ik, just for fun, eens een stap op Zambiaanse grond mag zetten. Hij dient me van de heel logische uitleg dat dat niet kan worden toegestaan: ‘Stel dat er brand uitbreekt op het vliegtuig, net op het moment dat jij buiten staat, dan loopt het hele evacuatieschema in het honderd, snap je?’ ‘Yes, of course, sir!’ huichel ik. Enkele uren later verdragen we lijdzaam de dralende Malawische grenswachters, doneren we onze fingerprints, aanvaarden we met een blik vol onschuld dat ze tot twee maal toe een aantal van onze koffers openen en geraken we eindelijk buiten.
Onmiddellijk valt mijn oog op een niet slecht uitziende jongeman die een bordje met ‘Hans Desmet’ in zijn handen houdt. Dat moet onze Alex zijn, onze verlosser, die ervoor zorgt dat alle andere smekende taxichauffeurs ons niet langer lastig vallen. Gezwind dropt hij onze 16 stukken bagage in twee autokoffers en brengt hij ons op een, volgens de Malawische normen, veilige manier naar ‘the Korian Lodge’. Tien kleine negertjes brengen onze bagage naar een losstaand gedeelte van het hotel dat ons volledig wordt toegeëigend. ‘The Bronze rooms’ lijken me geschikt voor onze manier van reizen. Al goed dat ik de golden rooms waarmee ze Hans en ik eerst hadden opgezadeld, heb kunnen afwimpelen.
Een verkwikkende douche en een frisse pint zijn nagenoeg mijn enige verlangens op dit moment. Ik geniet ervan, terwijl de leerlingen verkoeling zoeken in het zwembad.
Wanneer we allen weer op onze positieven zijn, bezoeken we het centrum van Lilongwe. Veel meer dan 5 banken, waar wij, blank zijnde, 40 andere mensen mogen voorbij steken om onze dollars te wisselen, 3 supermarkten waaronder een ‘Spar’ en wat kraampjes waar ze fruit, groenten en houten beeldjes verkopen, is er niets te zien. Door zowat iedereen worden we aangeklampt in de hoop dat we onze portefeuilles zullen bovenhalen om iets te kopen of te schenken. De leerlingen voelen zich niet echt op hun gemak en al snel besluiten we om naar het hotel terug te keren. Meteen een tip voor alle reizigers: ‘Blijf niet te lang in de hoofdstad treuzelen, het echte Malawi ligt er buiten.’
3 mei: Nkhata Bay by night
Hans en ik doen voor het ontbijt een korte wandeling in de buurt van het hotel. In België zou ik nog langgerekt in bed en dromenland vertoeven, maar hier ben ik duidelijk een ochtendmens en wil ik smullen van elke seconde. Het smalle steegje dat we insloegen, mondt uit op een weinig verzorgd uitziend kerkhof, waar vooral jonge mensen begraven liggen. Als je weet dat de gemiddelde levensverwachting van een Malawiër 48 jaar is, zal dit je weinig verbazen, maar het voelt toch wat vreemd aan. Wat later genieten we samen met de leerlingen van een onverwacht lekker ontbijt. Wie zou nu ooit gedacht hebben dat ik mijn dagelijks potje cornflakes uitgerekend in Afrika zou inruilen voor eieren, bonen, spek, tomaten, heerlijk kleine banaantjes en vers geroosterd brood?
Rond 11 uur komt trouwe Alex ons halen om ons naar de Axa-bus te brengen. Ook vandaag moeten we immers nog een hele afstand afleggen voor we onze eindbestemming bereiken. De rit tussen Lilongwe en Mzuzu breng ik voor de helft slapend door. De leerlingen daarentegen krijgen door enkele enthousiaste Malawische meisjes uitvoerige explicaties over het land, zijn bewoners, natuur, economie, cultuur en gebruiken. Geboeid luisteren ze naar de bezielde uitleg en ik vraag me heel even af of ze tijdens de geschiedenis - en aardrijkskundelessen ook altijd zo oplettend zijn.
De omgeving verandert naarmate we naar het noorden rijden. Het land wordt ruwer, de weg bochtiger en af en toe doemen wat rotsachtige heuvels op. Het is al donker als we in Mzuzu aankomen. Gelukkig hebben ze ook daar een taxi voor ons geregeld en rijden we opeengepakt, althans wie achterin zit (ik zit vooraan J), nog 50 minuten langs een kronkelende onverlichte weg naar Nkhata Bay. Opgelucht dat we heelhuids uit de taxi kunnen kruipen, staan we wat onwennig in het duister te turen. De muggen hebben vers Europees bloed geroken en bestoken ons langs alle kanten. Daar komt Alice ons tegemoet. Een jonge Britse hippie die ons hartelijk verwelkomt. Even later zitten we, ondertussen volledig ingespoten met muggenspray, aan een lange tafel, samen met een vijftal andere vrijwilligers van over de hele wereld. De rijst met kip en curry smaakt ons voortreffelijk na zo’n lange reis. We ontmoeten ook kort Thom, de lokale touroperator en Steve, de knappe Brit van middelbare leeftijd met Richard Gere-allures en spreken af om morgen rond 9 uur naar Singo te vertrekken voor een ontmoeting met de directeur en leerkrachten van de kleuterschool daar. In bed val ik in slaap op de geluiden van krekels, kikkers, nachtdieren en het kabbelende water van Lake Malawi.
4 mei: Singo village
Wakker worden in wat, dankzij het muskietennet, op een hemelbed lijkt, de deur van je persoonlijke houten hut openen en staren met openstaande mond: Wauw, ben ik net in een romantische avonturenfilm terechtgekomen? Wat een hemels uitzicht! Het smerige composttoilet en de gore douche waaruit de vorige avond slechts 2 miezerige druppels water kwamen, zijn snel vergeten. Als de bliksem kruip ik in mijn rode bikini en snel de stenen trappen af tot aan het kleine strandje dat volledig ingesloten ligt tussen de rotsen. Gulzig geniet ik van het heldere water van Lake Malawi. Druppels parelen op mijn lijf. Al snel duiken Hans en de leerlingen op met hun camera’s in de aanslag. Gedaan met zweven, back to earth!
Stipt om 9 uur staan Steve en Thom ons op te wachten. Leven ze in Malawi dan niet op ‘Afrikaans uur’? Help, we moeten nog ontbijten… In zijn pick-up brengt Steve ons, dwars door Nkhata Bay, naar Singo Village. De mensen die we passeren, denken wellicht echt dat het om Richard Gere gaat. De plaatselijke held wordt door iedereen aangesproken. Eenieder zwaait hem na, roept hem, voor mij onverstaanbare, woorden toe en als we goed en wel uit Nkhata Bay rijden, is de laadbak van de pick-up een mengelmoes geworden blank en zwart. Blijkbaar hebben onze leerlingen gezelschap gekregen van een gorde zwarte jonge mannen.
In Singo staan ze ons al een tijdje op te wachten. Daar worden ook wij als helden onthaald. Cyrus, de lokale priester en vier volgzame kleuterjuffen tonen ons vol trots de school die in 2011 dankzij Tine en Rjimke geopend werd. Bij het zien van de bevallige klaslokalen vol fijne muurschilderijtjes, de piekfijne leraarskamer en de vele foto’s van Tine, kan ik nauwelijks mijn tranen bedwingen. Snel zoek ik in mijn volgepropte handtas naar mijn zonnebril.
De leerlingen monteren een laptop en een projector en tonen Cyrus een keer of vier hoe alles werkt. Als we op het punt staan om te vertrekken, komt een sjofel geklede man binnen die zich voorstelt als ‘Crosby’. Zou dat de Crosby zijn waarover de ouders van Tine me zo vurig hebben verteld? Is deze schrale oude kerel de man die tijdens hun bezoek vorige zomer hun hart heeft gestolen? Ik stel me voor als ‘a friend of Tine’ en zie het licht in zijn ogen veranderen. De speech die hij daarna afsteekt over zijn vaderliefde tot Tine, zijn dankbaarheid voor wie ze was, zijn goddelijk geloof en blijdschap omdat wij, haar engelen, hier gekomen zijn, doen mijn twijfel van daarnet meteen verdwijnen. Hij is het zeker! Ik zoek opnieuw naar mijn zonnebril…
Op de terugweg bezoeken we het idyllisch huisje waar Tine en Rjimke 3 jaar gewoond hebben. Het ligt er eenzaam en verlaten bij. We knuffelen de hond die zijn baasjes mist.
Na de middag bezichtigen we de ruwbouw van de nieuwe school in Mtilirwa. Knappe directeur Innocent leidt ons rond maar hij kan zijn verslagenheid om het heengaan van Tine niet verstoppen. We doen ons best om hem moed in te spreken maar slagen niet volledig in onze opzet. Stilzwijgend en met gemengde gevoelens keren we terug naar Nkhata Bay. Een hilarische voetbalwedstrijd, bier en een heerlijke maaltijd in het restaurant van Steve doen ons de emoties van de dag wegslikken.
5 mei: nsima met cassava
Regen gutst neer op het strooien dak van Butterfly Lodge. Keukenhulpjes en poetspersoneel snellen van hot naar her om alles in het droge te leggen. Het helder meer van weleer is nu een donkere wuivende massa. Om onze foute inschatting van de vorige dag goed te maken, waren we nochtans stipt om 9 uur paraat om op village walk te vertrekken. Maar de kans dat Thom ons nu komt ophalen, wordt steeds kleiner. Een half uur al kalmeer ik de leerlingen door te zeggen dat zo’n tropische regenbui maar enkele minuten duurt, maar daarvan trekken de druppels zich weinig aan. Gestaag volharden ze, minuut na minuut. Drie kwartier later, op het moment dat ik mijn eigen uitspraken niet meer geloof, verdwijnen ze, even snel als ze gekomen zijn. Een krachtige zon droogt de modderstroom op de trappen waarlangs Thom even later vlotjes komt aangelopen, zich excuserend voor zijn laattijdigheid. De wandeling kan starten en hij lacht zijn witte tanden bloot. We klimmen zwetend de heuvel op die ons leidt naar een authentiek dorpje waar 4 schots en scheve hutjes en een hoop kinderen ons welkom heten. Als enige vrouw in het blank gezelschap krijg ik de eer om op Afrikaanse wijze te leren koken. De zongedroogde wortels van een cassavaplant worden geplet in een houten pot. Overmoedig begin ik met een lange houten stok te kloppen, tot de materie in meel verandert. Na 2 minuten heb ik het wel gehad, maar ik kan nu moeilijk onder doen voor de zwarte moeder van negen kinderen die waarschijnlijk al de hele ochtend aan het kloppen is, noch voor de leerlingen die me grijnzend aankijken. Als Thom merkt dat ik toch niet zal plooien, laat hij me ophouden en het geplette meel zeven. Ondertussen wordt een vuur aangemaakt en worden cassava-blaadjes gekookt. Het meel wordt gemengd met heet water en er ontstaat een dikke brij. Op het moment dat ik denk nu wel genoeg werk te hebben geleverd, wordt me uitgelegd hoe ik de brij moet kneden tot er een homogene massa ontstaat. Ik doe flink mijn best maar kan ze niet van de indruk ontdoen dat ik ongetwijfeld een slechte Malawische huisvrouw zou zijn. Meer uit respect voor de aimabele vrouwen en kinderen uit het dorp dan uit eetlust, proeven we van de in nsima gedoopte cassava en doen alsof het ons allen van harte smaakt. Onze echte lunch: ‘fish from the lake and chips’ verorberen we echter op het strand, dat ondertussen afgeladen vol zit met locals. De leerlingen amuseren zich te pletter. Na een partijtje voetbal met universiteitsstudenten uit Mzuzu, dobberen ze wat in het water en dansen ze mee op frisse muziek. Iedereen wil met hen op de foto. Als Thom ons weer samenroept voor de sessie ‘traditionele dans’, zouden we dit het liefst aan ons laten voorbij gaan en gewoon hier blijven, op deze sprookjesachtige plek, maar gedwee volgen we hem naar een wat verder gelegen hutje waaronder zich een vijftal muzikanten met eenvoudige, originele en handgemaakte instrumenten verzamelen. De muziek is niet helemaal ons ding en het geforceerd moeten meedansen al zeker niet, maar we doen wat van ons verwacht wordt. Beleefd weigeren we om hun cd aan te kopen maar doen alsnog een kleine donatie voor hun ‘stop-aidsproject’. Voldaan en rood gebrand nemen we ons avondmaal in Mayoka lodge, de rijkere en luxueuzere buur van de Butterfly. Ontspannen, onder de indruk van de ongecompliceerdheid van de mensen die hier wonen en verzadigd door een alweer heel geslaagde dag, sluiten Hans en ik onze avond hier. De leerlingen nog lang niet…
6 mei: Crosby, the lion king
Drie leerlingen blijven samen met Hans in de Butterfly om er, in samenwerking met Dustin, de computerroom aan te kleden met nieuwe laptops en een projector. Om 9 uur komen studenten en geïnteresseerden vanuit de aanpalende dorpen van Nkhata Bay om er computerlessen te volgen. Ondertussen vertrek ik met Sam naar Singo. We gaan op zoek naar een minibusje in het centrum. Door de benzineschaarste die in het hele land voelbaar is, moeten we wachten tot een gewiekste chauffeur op ‘the black market’ een aantal liter brandstof heeft kunnen bemachtigen. De regenbuien van de voorbije nacht hebben als gevolg dat slechts de helft van de kinderen de kleuterschool in Singo village heeft kunnen bereiken. Opgetogen luisteren we naar de uitbundig afgedreunde versjes en liedjes van de kinderen die er wel zijn. Dan komt Cyrus eraan, zijn trolley met laptop, projector en bedrading, trots met zich meedragend. “I’ve been practicing during the weekend”, laat de fiere priester ons weten. In een mum van tijd toont hij ons, met een beetje hulp van Sam, hoe alles wordt opgesteld. We verzamelen alle kinderen in het grootste klaslokaal op de begintune van ‘The Lion King’. Gefascineerd door de bewegende beelden en de muziek, zitten de kinderen stil en met open mond naar het grote doek te staren. Rond 11 uur is de school uit en worden we door Crosby rondgeleid in zijn geboortedorp Singo. Overal waar we langskomen, woont familie van hem. Door iedereen worden we aangesproken en geknuffeld. Ook de oudste zus van Crosby, een schraal, aan tbc-lijdend vrouwtje dat wel 80 lijkt maar er waarschijnlijk net 40 is, komt ons met moeizame pas tegemoet, verheugd omdat ze met ons op de foto mag. Crosby nodigt ons uit om binnen te gaan in zijn bescheiden maar verrassend ordelijk huisje. De muren hangen vol met foto’s. Ik herken Tine, Rjimke, Sofie, Luc en Andrea. “My house is like a Belgian office”, grinnikt hij. “And you cannot believe how grateful I am that you want to have lunch with me.” Ik wissel een vluchtige blik met Sam. We gaan hier eten! Hier, in dit kleine huisje van de onvermogende Crosby. Zelf leeft hij hier met drie dochters en 5 weeskindjes, die hij allemaal moet voorzien van voedsel, maar forsgebouwde Sam en ik mogen hier eten. “Of course, Crosby, we’re delighted to have lunch with you!” Zijn bevallige dochter zet twee borden op de tafel neer, wast onze handen en serveert een overvloed aan rijst, wat kleine blokjes taaigekookt rundsvlees en cassava. “Enjoy your meal!” Daarna worden Sam en ik alleen gelaten. Vreemde gewoonte, maar we laten ons de met liefde gekookte maaltijd welgevallen. Na wel tien thank you’s en lofbetuigingen nemen we afscheid van een gelukkige Crosby en dochter (die heel erg is opgezet met het complimentje van Sam over haar schoonheid). Ondertussen stelt de rest het blijkbaar ontzettend goed in de Butterfly. Voor de computerlessen is er grote interesse en Dustin is in de wolken over de bekwaamheid van ‘the Belgian teacher-students’. Ook de leerlingen vertellen me enthousiast over hoe snel de lokale bevolking hier bijleert. Ze willen hier in de toekomst zeker nog terugkeren en laten me met een zucht van verlichting weten dat ze eindelijk beseffen wat ze zullen doen met hun leven. Zoiets horen uit de mond van een 18-jarige doet geweldig veel deugd!
7 mei: speeltijd, lunch bij Cyrus en computerles zonder elektriciteit
In Singo staan de kinderen in drie lange rijen achter elkaar, geduldig wachtend op hun bordje voedzame pap. Na hun wellicht eerste voedsel van de dag, spelen we met hen mee. Hans gooit frisbees naar alle kanten en vol enthousiasme lopen de kleuters de gele schijfjes achterna om ze als kleine puppy’s naar hun baasje terug te brengen. Intussen blazen de leerlingen ballonnen en leren spelletjes aan bij de allerkleinsten. In het begin gaat het wat moeizaam, maar al snel snappen de kleutertjes de basis van ‘zakdoekje leggen’ en ‘Chinees voetbal’. Na een laatste dansje verzamelt iedereen weer in de grote zaal en tonen we de foto’s en filmpjes die we deze ochtend hebben gemaakt. Tientallen kleine vingertjes wijzen naar het grote doek en uitgelaten scanderen ze de namen van wie ze op de foto’s herkennen. Na schooltijd dartelen de kleutertjes met een blij gezichtje en een ballon in de hand naar huis.
Cyrus nodigt ons uit voor de lunch bij hem thuis. Naast de ondertussen alom bekende cassava, de rijst en stukjes rundsvlees (die hier van iets betere kwaliteit zijn dan bij Crosby) krijgen we ook zoete aardappelen en saus. We eten in het salon, het bord in onze schoot, en de dochter van Cyrus bedient ons, eerbiedig buigend wanneer ze ons voedsel opschept, op onze wenken. Als ik aan zijn vrouw vraag waarom ze niet met ons mee-eet, kijkt ze Cyrus eerst verlegen aan en geeft me daarna een heel anti-feministische uitleg. Ik pretendeer dat ik haar begrijp maar ben toch aangenaam verrast wanneer haar man haar wat later toestaat om samen met ons een colaatje te drinken. Alsof ze zelf verrast is, begint ze honderduit tegen me te praten en vraagt ze me of ik haar vriendin wil worden. Na het eten leest Cyrus een officieel getypte speech voor die hij de dag ervoor heeft geschreven om ons en het Sint-Jozefsinstituut in Oostende te bedanken voor onze milde gift. We nemen afscheid en houden een minibus tegen richting Nkhata Bay.
Om 14 uur zouden de computerlessen in de Butterfly van start moeten gaan, maar deze ochtend heeft de elektriciteitsmaatschappij zo maar even beslist om de stroom uit te schakelen, aangezien Alice via een transfer blijkbaar 250 kwatcha (wat neerkomt op een halve euro) tekort betaalde. Ze is pisnijdig en na uren van verbolgen ergernis, rondbellen en dreigende discussies met de maatschappij, beslissen ze rond 15 uur om de Butterfly weer van stroom te voorzien. Ondertussen zijn heelwat studenten weer huiswaarts gekeerd en blijft er maar weinig volk over om les aan te geven. Maar wie er nog zit, is gemotiveerder dan ooit en onze leerlingen geven dus het beste van zichzelf. In de provisoire muziekstudio neemt Dustin met zijn band, bijgestaan door Attila, een volledige clip op in een uur tijd. Ondertussen geeft Sam privéles Excel en helpen Stef en Paulus wat andere studenten op weg met powerpoint en fotobewerking.
Hans en ik vertrekken naar het huis van Steve. Hoe mooi is het hier op zijn terras, uitkijkend op velden vol fruitbomen, het meer en de oevers aan de overkant van de baai. Hij vertelt ons gepassioneerd over de ups en downs van ontwikkelingswerk waardoor we er een compleet andere kijk op krijgen: “Mensen hebben ze hier nodig, mensen met een hart, die de leerkrachten hier kunnen bijscholen. Geld is nuttig, in sommige gevallen, maar bijkomstig. Wat Tine en Rjimke hier deden, dat was waarachtig ontwikkelingswerk.” Zijn woorden bevestigen alleen wat ik diep in mijn hart al wist. Ik kom hier zeker terug!
Na het diner in de Butterfly, voor het laatst samen met Alice, haar moeder en de andere vrijwilligers, beseffen de leerlingen dat ze maar beter snel onder de wol kunnen kruipen, gezien we morgen om 4.30 uur moeten opstaan. Ook Hans is moe en gaat slapen. Ik lig te woelen onder het muskietennet, onverhoeds overmand door een gevoel van zielenleed dat afkomstig is van het intense leven dat ik hier in Nkhata Bay geleid heb. Als een vat vol emotie besluit ik op te staan, op dit verlaten uur, voor een nachtelijke wandeling. Na wat gestrompel in het duister, starend naar het meer vol diamanten stipjes en me wentelend in flarden gedachten, maak ik mijn hoofd uiteindelijk volledig leeg en val in een diepe korte slaap.
8 mei: Kamuzu Academy
Om 4.30 uur stipt hoor ik het getoeter van de taxi. Snel spring ik in mijn kleren en wil hem tegemoet snellen voor hij de hele Butterfly wakker ‘tuut’. Maar ik zie dat Hans me al voor is, dus poets ik eerst nog mijn tanden op het houten terras en prop mijn koffer vol met de laatste spulletjes. Nog voor de klok 5 uur slaat, vertrekken we met stille trom vanuit Nkhata Bay naar Mzuzu. De weg is donker en stil. Ik denk aan Tine die hier op deze weg ergens het leven liet, maar durf de taxichauffeur niet te vragen waar precies.
De axa-bus, waarop een niet erg geloofwaardige predikant wat gebeden afdreunt in een ultieme poging om de mensheid te redden van de ondergang, vertrekt stipter dan op de doorreis en tegen 11 uur staan we al in Kasungu.
Voor het eerst merken we wat onrust in dit behoorlijk serene land. Mensen komen van alle kanten met vlaggen en spandoeken, waarop de grote letters “WE’RE SICK OF ALL THE LIES” pronken. Terwijl we wachten op een taxi richting Kamuzu Academy, verandert prompt de sfeer in de massa mensen. Als loslopend wild beginnen ze te rennen, allemaal in dezelfde richting. Een zwaar bewapend militair holt hen achterna, met zijn geweer in de lucht schietend. Kasungu lijkt me op dit moment niet echt de plaats voor de modale toerist.
De aardige taxichauffeur sjort al onze bagage vast op het dak van de auto, zodat we voor het eerst op een behoorlijk comfortabele manier kunnen plaatsnemen. Voor we Kasungu verlaten, doen we een korte sightseeing bij drie verschillende tankstations. Ook hier dreigt blijkbaar een sterk benzinetekort. Daarna volgt een kaarsrechte weg door een heel vlak landschap en ik denk nu al met heimwee terug aan de heuvels en de rotsen rond Nkhata Bay.
Twintig minuten later komen we aan een grote stalen toegangspoort waarachter een immens terrein ligt. Kamuzu Academy, een majestueus gebouw achter een aanzienlijke vijver, overbluft onze verwachtingen. Hoe geraken we in godsnaam langs die strenge bewakingsagenten, niet zeker wetend of ons bezoek hier is aangekondigd en of we hier wel welkom zijn. Behalve een Europese identiteitskaart en de naam van de directeur van de academy hebben we niets in handen. Vriendelijk vraag ik de bewaker naar de aanwezigheid van Mister Wild en beheerst deel ik hem mee dat we verwacht worden. Na het invullen van een standaardformuliertje opent de portier de slagboom en rijden we naar de imposante ingang. Daar worden Hans en ik begeleid naar het kantoor van mister Wild. De leerlingen blijven buiten bij de taxi en de bagage. De raszuivere Brit spreekt ons toe als een echte gentleman, uiterst beleefd en vriendelijk zonder meer. Hij vertelt ons kort de geschiedenis van Kamuzu Academy, gesticht door president Hastings Kamuzu Banda in 1981. “You’re most welcome here. One of our teachers will give you a guided tour if you like, but first I’ll show you the guesthouse where you can stay.” Even later worden we door één van de privé-chauffeurs naar onze privé-villa, voorzien van een privé-eetplaats met keuken, vijf slaapkamers, twee badkamers en gigantische privé-tuin gebracht waar onze privé-knecht op ons staat te wachten. Na een privé-rondleiding van anderhalf uur langs de klaslokalen, studiezalen, tennisbanen en zwembaden, het golfterrein, de bibliotheek, de refter en computerklas, krijgen we een frisse pint aan ons privé-zwembad. Dit is onwerkelijk! Waar is het arme, noodlijdende Malawi? Waar zijn de gammele hutjes, de cassavaplukkende moeders met een kind aan elke schouder? De kleuterschooltjes met kinderen in groezelige, gescheurde kledij die gulzig een handvol pap eten? Ik heb moeite om deze grillige realiteit te vatten. Maar wanneer mister Wild, die zich blijft gedragen als de notabele, oneindig sympathieke Brit, ons nog een pint trakteert, breek ik er mijn hoofd niet langer over en streef ernaar te genieten van de ons in de schoot geworpen luxe op deze privé-school.
9 mei: Lifupa lodge
Na een heerlijk ontbijt, opgediend door Stanwell, een beminnelijke man die op alles wat je hem vraagt of zegt ‘Thank you’ antwoordt, maken we ons klaar om afscheid te nemen van de school en mister Wild. Hij heeft voor ons persoonlijk transport geregeld tot aan Kasungu National Park.
De weg wordt ruwer en steeds minder berijdbaar naarmate de kilometers vorderen. Wanneer we aan de ingang van het park komen, valt een ziedende warmte op ons neer. Twintig minuten later bereiken we eindelijk de mooi verzorgde Lifupa lodge. Remke, een Hollandse veganiste die sinds vorig jaar de managing director van het park is, verwelkomt ons hartelijk en leidt ons naar onze hutten aan het meer. De locatie en het uitzicht overdonderen me. Dit is een heel ander Malawi dan wat we tot nu toe reeds zagen. Ook hier is het oogverblindend mooi. Vanwege het savanne-achtig landschap, de kracht van de zon en het uitblijven van ook maar een zuchtje wind, lijkt Nkhata Bay opeens heel ver weg.
Tijdens de lunch ontmoeten we Mathieu, de enige niet-chauvinistische Fransman die ik wellicht ooit zal tegen komen. Gekleed in camouflagekledij en zijn gezicht geschminkt in zwart-bruin-groene strepen, vertelt hij ons dat hij net terug is van een vijf dagen durende expeditie ‘in the bush’. Kansungu national park wordt, vooral langs Zambiaanse kant, geteisterd door stropers die illegale jacht maken op olifanten en neushoorns. Mathieu moet op zijn beurt jacht maken op de stropers zelf en ze ‘arresteren’. Wat later komen we erachter dat de ex-militair die ooit het Franse leger diende, maar er vermoedelijk een aantal trauma’s heeft opgelopen waardoor er van vaderlandsliefde maar weinig overschiet, met ‘arresteren’ bedoelt: de stropers neerschieten en hun lichamen laten liggen voor de hyena’s. Het klinkt wreed maar in de bush gelden duidelijk andere regels.
Rond vijf uur vertrekken we, Hans voorin, de leerlingen en ik, heldhaftig als we zijn, op het dak van Remkes landrover, richting Black Rock. We stinken naar de insectenspray waarmee we ons, uit angst voor de tseetseevliegen, overvloedig hebben ingespoten. Na een wedstrijdje ‘om het eerst boven’ kunnen we genieten van een adembenemend (mede veroorzaakt door de uitputting) uitzicht. Heel even, terwijl de zon de toppen van de Zambiaanse bergen streelt om er straks volledig in te verdwijnen, denk ik aan wat ik anders doe op een doordeweekse donderdagavond en prijs ik me gelukkig, tevreden, dankbaar,… om wat ik hier mag meemaken.
10 mei: hond op de weg
4.55 uur, gewekt door nijlpaardklanken, vogelgezang, krekelgezoem en andere niet te definiëren geluiden -de dieren spreken hier nog echt- open ik de deur van de slaaphut en zie, in halfduister nog, het silhouet van Hans die met een verrekijker het meer aftuurt. Plots ben ik me ervan bewust dat onze vriendschap na een dergelijke reis nooit meer stuk kan. We kijkend zwijgend naar de zonsopgang. Er zijn geen woorden nodig als je zoiets samen kunt beleven.
Om 6 uur maken we met de leerlingen en een scout een begeleide ochtendwandeling waarbij we de nijlpaarden van heel dichtbij kunnen spotten. Verder krijgen we naast een gazelle, een koppel kleine aapjes en wat olifantenpoep weinig dieren te zien.
Na het lekker ontbijt brengt Remke ons met haar Landrover naar het centrum van Kasungu. Ze vertelt me over het wel en wee van haar leven hier. Ik begrijp eruit dat het niet altijd gemakkelijk is, helemaal alleen, zonder familie of iemand van wie ze op moeilijke momenten een knuffel krijgt. Maar ze is vol hartstocht overtuigd van het nut van natuurbehoud en heeft haar hart verpand aan de dieren die hier leven en beschermd moeten worden.
Op de busparking in Kasungu worden we overrompeld door zwarte mannen die ons naar Lilongwe willen brengen. Remke wijst ons een betrouwbare, niet-naar-alcohol-stinkende chauffeur aan. Tussen de kleurrijke fruitstalletjes en de drukte die contrasteert met wat we de laatste dagen gewoon waren, nemen we dankbaar afscheid.
De rit naar Lilongwe in de afgeleefde, volgepropte minibus start voor de zoveelste keer met het op-zoek-naar-benzine-ritueel. We verbazen ons er niet meer over en zijn opgelucht dat we het benauwend Kasungu achter ons kunnen laten.
Terwijl Hans en ik, die voorin zitten, een luchtig praatje maken met de chauffeur, loopt wat verder een hond op de weg. De bestuurder toetert hard maar mindert geen vaart. Enkele seconden later hoor ik als het ware botten breken onder het wiel waarop we zitten. De chauffeur vloekt binnensmonds en rijdt verder. Ik ben geschokt en denk aan de dode hond, ook aan Remke, de dierenactiviste, die nog geen mug kan doodslaan. “Mathieu zou die vent nu wellicht zonder veel emotie overhoop schieten,” grapt Hans om de plots omgeslagen sfeer er weer in te krijgen. Even later stopt de chauffeur langst de kant van de weg om de linkerkant van zijn inkomen-gevend voertuig te onderzoeken. “Every thing is ok,” lacht hij Hans opgelucht toe. Ik frons mijn wenkbrauwen, maar ook deze keer doen we ons best de situatie te begrijpen, net zoals we dat deden bij die van de stropers en die van Mathieu in de bush.
Trouwe Alex wacht ons een tweetal uur later op aan het busstation in Lilongwe. Hij brengt ons naar de lodge waar we de eerste nacht doorbrachten en opnieuw worden we door de tien kleine negertjes geëscorteerd naar onze vertrouwde ‘bronze rooms’. Voor het eerst in meer dan een week tijd kan ik weer genieten van een warme, verkwikkende douche.
We beslissen om ons laatste avondmaal gewoon hier in het hotel te nemen en praten lange tijd na over herinneringen die we de rest van ons leven zullen meedragen. Morgen weer het vliegtuig op. “Het was mooi”, mijmer ik voor ik in slaap val.
Een vreemd gevoel overvalt me als ik rond 6 uur opsta. Het is eindelijk zover. Morgen sta ik op Afrikaanse bodem. Eerst nog een aantal vervoersmiddelen en wachttijden trotseren: de auto naar Duinkerke, de boot naar Dover en vanuit Londen het vliegtuig naar een voor mij nog onontdekt gebied. Zo lang al keek ik ernaar uit, maar onzekerheid komt nu toch wel de kop opsteken. Zal alles verlopen zoals gepland? Zal niemand een rare ziekte oplopen? Wat vergat ik in te pakken? Heel snel gris ik naar mijn rijbewijs dat al een maand in de schuif verdwaalde, zie de visa-kaart liggen en denk, zo’n ding kan misschien ook handig zijn. Voor ik het goed en wel besef, zitten we in de auto richting Duinkerke. Wat later zorgt een stevig briesje voor witte schuimkoppen op het water van de Noordzee. Wanneer de krijtrotsen van Dover aan de horizon verschijnen, voel ik me gerustgesteld. Het zal mooi worden, ons Afrikaans avontuur. Dat zie ik aan de vredige uitstraling op het gezicht van Hans en hoor ik aan de nonchalante en jeugdige grapjes die de leerlingen maken.
Dankzij de uitstekende planning van Hans en de kalme Britse snelweg komen we een uur of vijf te vroeg aan op Heathrow Airport. Maar de zon schijnt, het is warm en alle stress van de voorbije dagen verdwijnt. We drentelen wat rond, spelen kaart op één van de reiskoffers en laten ons te goed doen aan de overvloedige zonnestralen. In een mum van tijd en na een laatste uitdagend spelletje met een sympathieke Britse douanier, vliegen we de lucht in, richting ‘the warm heart of Africa’.
2 mei: bezoek aan Kenia, Tanzania, Zambia en Malawi
Naïrobi, de meest vreselijke vlieghaven die ik ooit gezien en ervaren heb. Een muffe en broeierige lucht valt op ons neer. Het bevallig Kenia, met zijn wildlife en schitterende natuurparken, lijkt hier heel ver weg. Gelukkig beseffen we nog niet dat we hier, op deze godverlaten plek, tijdens onze terugreis acht lange uren zullen moeten doorbrengen. Na een kokhalzend toiletbezoek verlang ik des te meer naar de buitenlucht van Malawi. Maar we geraken er wel. Na een fascinerend uitzicht op de exuberante Kilimanjaro maken we een korte tussenlanding in Lusaka. Daar vraag ik terloops aan de kapitein of ik, just for fun, eens een stap op Zambiaanse grond mag zetten. Hij dient me van de heel logische uitleg dat dat niet kan worden toegestaan: ‘Stel dat er brand uitbreekt op het vliegtuig, net op het moment dat jij buiten staat, dan loopt het hele evacuatieschema in het honderd, snap je?’ ‘Yes, of course, sir!’ huichel ik. Enkele uren later verdragen we lijdzaam de dralende Malawische grenswachters, doneren we onze fingerprints, aanvaarden we met een blik vol onschuld dat ze tot twee maal toe een aantal van onze koffers openen en geraken we eindelijk buiten.
Onmiddellijk valt mijn oog op een niet slecht uitziende jongeman die een bordje met ‘Hans Desmet’ in zijn handen houdt. Dat moet onze Alex zijn, onze verlosser, die ervoor zorgt dat alle andere smekende taxichauffeurs ons niet langer lastig vallen. Gezwind dropt hij onze 16 stukken bagage in twee autokoffers en brengt hij ons op een, volgens de Malawische normen, veilige manier naar ‘the Korian Lodge’. Tien kleine negertjes brengen onze bagage naar een losstaand gedeelte van het hotel dat ons volledig wordt toegeëigend. ‘The Bronze rooms’ lijken me geschikt voor onze manier van reizen. Al goed dat ik de golden rooms waarmee ze Hans en ik eerst hadden opgezadeld, heb kunnen afwimpelen.
Een verkwikkende douche en een frisse pint zijn nagenoeg mijn enige verlangens op dit moment. Ik geniet ervan, terwijl de leerlingen verkoeling zoeken in het zwembad.
Wanneer we allen weer op onze positieven zijn, bezoeken we het centrum van Lilongwe. Veel meer dan 5 banken, waar wij, blank zijnde, 40 andere mensen mogen voorbij steken om onze dollars te wisselen, 3 supermarkten waaronder een ‘Spar’ en wat kraampjes waar ze fruit, groenten en houten beeldjes verkopen, is er niets te zien. Door zowat iedereen worden we aangeklampt in de hoop dat we onze portefeuilles zullen bovenhalen om iets te kopen of te schenken. De leerlingen voelen zich niet echt op hun gemak en al snel besluiten we om naar het hotel terug te keren. Meteen een tip voor alle reizigers: ‘Blijf niet te lang in de hoofdstad treuzelen, het echte Malawi ligt er buiten.’
3 mei: Nkhata Bay by night
Hans en ik doen voor het ontbijt een korte wandeling in de buurt van het hotel. In België zou ik nog langgerekt in bed en dromenland vertoeven, maar hier ben ik duidelijk een ochtendmens en wil ik smullen van elke seconde. Het smalle steegje dat we insloegen, mondt uit op een weinig verzorgd uitziend kerkhof, waar vooral jonge mensen begraven liggen. Als je weet dat de gemiddelde levensverwachting van een Malawiër 48 jaar is, zal dit je weinig verbazen, maar het voelt toch wat vreemd aan. Wat later genieten we samen met de leerlingen van een onverwacht lekker ontbijt. Wie zou nu ooit gedacht hebben dat ik mijn dagelijks potje cornflakes uitgerekend in Afrika zou inruilen voor eieren, bonen, spek, tomaten, heerlijk kleine banaantjes en vers geroosterd brood?
Rond 11 uur komt trouwe Alex ons halen om ons naar de Axa-bus te brengen. Ook vandaag moeten we immers nog een hele afstand afleggen voor we onze eindbestemming bereiken. De rit tussen Lilongwe en Mzuzu breng ik voor de helft slapend door. De leerlingen daarentegen krijgen door enkele enthousiaste Malawische meisjes uitvoerige explicaties over het land, zijn bewoners, natuur, economie, cultuur en gebruiken. Geboeid luisteren ze naar de bezielde uitleg en ik vraag me heel even af of ze tijdens de geschiedenis - en aardrijkskundelessen ook altijd zo oplettend zijn.
De omgeving verandert naarmate we naar het noorden rijden. Het land wordt ruwer, de weg bochtiger en af en toe doemen wat rotsachtige heuvels op. Het is al donker als we in Mzuzu aankomen. Gelukkig hebben ze ook daar een taxi voor ons geregeld en rijden we opeengepakt, althans wie achterin zit (ik zit vooraan J), nog 50 minuten langs een kronkelende onverlichte weg naar Nkhata Bay. Opgelucht dat we heelhuids uit de taxi kunnen kruipen, staan we wat onwennig in het duister te turen. De muggen hebben vers Europees bloed geroken en bestoken ons langs alle kanten. Daar komt Alice ons tegemoet. Een jonge Britse hippie die ons hartelijk verwelkomt. Even later zitten we, ondertussen volledig ingespoten met muggenspray, aan een lange tafel, samen met een vijftal andere vrijwilligers van over de hele wereld. De rijst met kip en curry smaakt ons voortreffelijk na zo’n lange reis. We ontmoeten ook kort Thom, de lokale touroperator en Steve, de knappe Brit van middelbare leeftijd met Richard Gere-allures en spreken af om morgen rond 9 uur naar Singo te vertrekken voor een ontmoeting met de directeur en leerkrachten van de kleuterschool daar. In bed val ik in slaap op de geluiden van krekels, kikkers, nachtdieren en het kabbelende water van Lake Malawi.
4 mei: Singo village
Wakker worden in wat, dankzij het muskietennet, op een hemelbed lijkt, de deur van je persoonlijke houten hut openen en staren met openstaande mond: Wauw, ben ik net in een romantische avonturenfilm terechtgekomen? Wat een hemels uitzicht! Het smerige composttoilet en de gore douche waaruit de vorige avond slechts 2 miezerige druppels water kwamen, zijn snel vergeten. Als de bliksem kruip ik in mijn rode bikini en snel de stenen trappen af tot aan het kleine strandje dat volledig ingesloten ligt tussen de rotsen. Gulzig geniet ik van het heldere water van Lake Malawi. Druppels parelen op mijn lijf. Al snel duiken Hans en de leerlingen op met hun camera’s in de aanslag. Gedaan met zweven, back to earth!
Stipt om 9 uur staan Steve en Thom ons op te wachten. Leven ze in Malawi dan niet op ‘Afrikaans uur’? Help, we moeten nog ontbijten… In zijn pick-up brengt Steve ons, dwars door Nkhata Bay, naar Singo Village. De mensen die we passeren, denken wellicht echt dat het om Richard Gere gaat. De plaatselijke held wordt door iedereen aangesproken. Eenieder zwaait hem na, roept hem, voor mij onverstaanbare, woorden toe en als we goed en wel uit Nkhata Bay rijden, is de laadbak van de pick-up een mengelmoes geworden blank en zwart. Blijkbaar hebben onze leerlingen gezelschap gekregen van een gorde zwarte jonge mannen.
In Singo staan ze ons al een tijdje op te wachten. Daar worden ook wij als helden onthaald. Cyrus, de lokale priester en vier volgzame kleuterjuffen tonen ons vol trots de school die in 2011 dankzij Tine en Rjimke geopend werd. Bij het zien van de bevallige klaslokalen vol fijne muurschilderijtjes, de piekfijne leraarskamer en de vele foto’s van Tine, kan ik nauwelijks mijn tranen bedwingen. Snel zoek ik in mijn volgepropte handtas naar mijn zonnebril.
De leerlingen monteren een laptop en een projector en tonen Cyrus een keer of vier hoe alles werkt. Als we op het punt staan om te vertrekken, komt een sjofel geklede man binnen die zich voorstelt als ‘Crosby’. Zou dat de Crosby zijn waarover de ouders van Tine me zo vurig hebben verteld? Is deze schrale oude kerel de man die tijdens hun bezoek vorige zomer hun hart heeft gestolen? Ik stel me voor als ‘a friend of Tine’ en zie het licht in zijn ogen veranderen. De speech die hij daarna afsteekt over zijn vaderliefde tot Tine, zijn dankbaarheid voor wie ze was, zijn goddelijk geloof en blijdschap omdat wij, haar engelen, hier gekomen zijn, doen mijn twijfel van daarnet meteen verdwijnen. Hij is het zeker! Ik zoek opnieuw naar mijn zonnebril…
Op de terugweg bezoeken we het idyllisch huisje waar Tine en Rjimke 3 jaar gewoond hebben. Het ligt er eenzaam en verlaten bij. We knuffelen de hond die zijn baasjes mist.
Na de middag bezichtigen we de ruwbouw van de nieuwe school in Mtilirwa. Knappe directeur Innocent leidt ons rond maar hij kan zijn verslagenheid om het heengaan van Tine niet verstoppen. We doen ons best om hem moed in te spreken maar slagen niet volledig in onze opzet. Stilzwijgend en met gemengde gevoelens keren we terug naar Nkhata Bay. Een hilarische voetbalwedstrijd, bier en een heerlijke maaltijd in het restaurant van Steve doen ons de emoties van de dag wegslikken.
5 mei: nsima met cassava
Regen gutst neer op het strooien dak van Butterfly Lodge. Keukenhulpjes en poetspersoneel snellen van hot naar her om alles in het droge te leggen. Het helder meer van weleer is nu een donkere wuivende massa. Om onze foute inschatting van de vorige dag goed te maken, waren we nochtans stipt om 9 uur paraat om op village walk te vertrekken. Maar de kans dat Thom ons nu komt ophalen, wordt steeds kleiner. Een half uur al kalmeer ik de leerlingen door te zeggen dat zo’n tropische regenbui maar enkele minuten duurt, maar daarvan trekken de druppels zich weinig aan. Gestaag volharden ze, minuut na minuut. Drie kwartier later, op het moment dat ik mijn eigen uitspraken niet meer geloof, verdwijnen ze, even snel als ze gekomen zijn. Een krachtige zon droogt de modderstroom op de trappen waarlangs Thom even later vlotjes komt aangelopen, zich excuserend voor zijn laattijdigheid. De wandeling kan starten en hij lacht zijn witte tanden bloot. We klimmen zwetend de heuvel op die ons leidt naar een authentiek dorpje waar 4 schots en scheve hutjes en een hoop kinderen ons welkom heten. Als enige vrouw in het blank gezelschap krijg ik de eer om op Afrikaanse wijze te leren koken. De zongedroogde wortels van een cassavaplant worden geplet in een houten pot. Overmoedig begin ik met een lange houten stok te kloppen, tot de materie in meel verandert. Na 2 minuten heb ik het wel gehad, maar ik kan nu moeilijk onder doen voor de zwarte moeder van negen kinderen die waarschijnlijk al de hele ochtend aan het kloppen is, noch voor de leerlingen die me grijnzend aankijken. Als Thom merkt dat ik toch niet zal plooien, laat hij me ophouden en het geplette meel zeven. Ondertussen wordt een vuur aangemaakt en worden cassava-blaadjes gekookt. Het meel wordt gemengd met heet water en er ontstaat een dikke brij. Op het moment dat ik denk nu wel genoeg werk te hebben geleverd, wordt me uitgelegd hoe ik de brij moet kneden tot er een homogene massa ontstaat. Ik doe flink mijn best maar kan ze niet van de indruk ontdoen dat ik ongetwijfeld een slechte Malawische huisvrouw zou zijn. Meer uit respect voor de aimabele vrouwen en kinderen uit het dorp dan uit eetlust, proeven we van de in nsima gedoopte cassava en doen alsof het ons allen van harte smaakt. Onze echte lunch: ‘fish from the lake and chips’ verorberen we echter op het strand, dat ondertussen afgeladen vol zit met locals. De leerlingen amuseren zich te pletter. Na een partijtje voetbal met universiteitsstudenten uit Mzuzu, dobberen ze wat in het water en dansen ze mee op frisse muziek. Iedereen wil met hen op de foto. Als Thom ons weer samenroept voor de sessie ‘traditionele dans’, zouden we dit het liefst aan ons laten voorbij gaan en gewoon hier blijven, op deze sprookjesachtige plek, maar gedwee volgen we hem naar een wat verder gelegen hutje waaronder zich een vijftal muzikanten met eenvoudige, originele en handgemaakte instrumenten verzamelen. De muziek is niet helemaal ons ding en het geforceerd moeten meedansen al zeker niet, maar we doen wat van ons verwacht wordt. Beleefd weigeren we om hun cd aan te kopen maar doen alsnog een kleine donatie voor hun ‘stop-aidsproject’. Voldaan en rood gebrand nemen we ons avondmaal in Mayoka lodge, de rijkere en luxueuzere buur van de Butterfly. Ontspannen, onder de indruk van de ongecompliceerdheid van de mensen die hier wonen en verzadigd door een alweer heel geslaagde dag, sluiten Hans en ik onze avond hier. De leerlingen nog lang niet…
6 mei: Crosby, the lion king
Drie leerlingen blijven samen met Hans in de Butterfly om er, in samenwerking met Dustin, de computerroom aan te kleden met nieuwe laptops en een projector. Om 9 uur komen studenten en geïnteresseerden vanuit de aanpalende dorpen van Nkhata Bay om er computerlessen te volgen. Ondertussen vertrek ik met Sam naar Singo. We gaan op zoek naar een minibusje in het centrum. Door de benzineschaarste die in het hele land voelbaar is, moeten we wachten tot een gewiekste chauffeur op ‘the black market’ een aantal liter brandstof heeft kunnen bemachtigen. De regenbuien van de voorbije nacht hebben als gevolg dat slechts de helft van de kinderen de kleuterschool in Singo village heeft kunnen bereiken. Opgetogen luisteren we naar de uitbundig afgedreunde versjes en liedjes van de kinderen die er wel zijn. Dan komt Cyrus eraan, zijn trolley met laptop, projector en bedrading, trots met zich meedragend. “I’ve been practicing during the weekend”, laat de fiere priester ons weten. In een mum van tijd toont hij ons, met een beetje hulp van Sam, hoe alles wordt opgesteld. We verzamelen alle kinderen in het grootste klaslokaal op de begintune van ‘The Lion King’. Gefascineerd door de bewegende beelden en de muziek, zitten de kinderen stil en met open mond naar het grote doek te staren. Rond 11 uur is de school uit en worden we door Crosby rondgeleid in zijn geboortedorp Singo. Overal waar we langskomen, woont familie van hem. Door iedereen worden we aangesproken en geknuffeld. Ook de oudste zus van Crosby, een schraal, aan tbc-lijdend vrouwtje dat wel 80 lijkt maar er waarschijnlijk net 40 is, komt ons met moeizame pas tegemoet, verheugd omdat ze met ons op de foto mag. Crosby nodigt ons uit om binnen te gaan in zijn bescheiden maar verrassend ordelijk huisje. De muren hangen vol met foto’s. Ik herken Tine, Rjimke, Sofie, Luc en Andrea. “My house is like a Belgian office”, grinnikt hij. “And you cannot believe how grateful I am that you want to have lunch with me.” Ik wissel een vluchtige blik met Sam. We gaan hier eten! Hier, in dit kleine huisje van de onvermogende Crosby. Zelf leeft hij hier met drie dochters en 5 weeskindjes, die hij allemaal moet voorzien van voedsel, maar forsgebouwde Sam en ik mogen hier eten. “Of course, Crosby, we’re delighted to have lunch with you!” Zijn bevallige dochter zet twee borden op de tafel neer, wast onze handen en serveert een overvloed aan rijst, wat kleine blokjes taaigekookt rundsvlees en cassava. “Enjoy your meal!” Daarna worden Sam en ik alleen gelaten. Vreemde gewoonte, maar we laten ons de met liefde gekookte maaltijd welgevallen. Na wel tien thank you’s en lofbetuigingen nemen we afscheid van een gelukkige Crosby en dochter (die heel erg is opgezet met het complimentje van Sam over haar schoonheid). Ondertussen stelt de rest het blijkbaar ontzettend goed in de Butterfly. Voor de computerlessen is er grote interesse en Dustin is in de wolken over de bekwaamheid van ‘the Belgian teacher-students’. Ook de leerlingen vertellen me enthousiast over hoe snel de lokale bevolking hier bijleert. Ze willen hier in de toekomst zeker nog terugkeren en laten me met een zucht van verlichting weten dat ze eindelijk beseffen wat ze zullen doen met hun leven. Zoiets horen uit de mond van een 18-jarige doet geweldig veel deugd!
7 mei: speeltijd, lunch bij Cyrus en computerles zonder elektriciteit
In Singo staan de kinderen in drie lange rijen achter elkaar, geduldig wachtend op hun bordje voedzame pap. Na hun wellicht eerste voedsel van de dag, spelen we met hen mee. Hans gooit frisbees naar alle kanten en vol enthousiasme lopen de kleuters de gele schijfjes achterna om ze als kleine puppy’s naar hun baasje terug te brengen. Intussen blazen de leerlingen ballonnen en leren spelletjes aan bij de allerkleinsten. In het begin gaat het wat moeizaam, maar al snel snappen de kleutertjes de basis van ‘zakdoekje leggen’ en ‘Chinees voetbal’. Na een laatste dansje verzamelt iedereen weer in de grote zaal en tonen we de foto’s en filmpjes die we deze ochtend hebben gemaakt. Tientallen kleine vingertjes wijzen naar het grote doek en uitgelaten scanderen ze de namen van wie ze op de foto’s herkennen. Na schooltijd dartelen de kleutertjes met een blij gezichtje en een ballon in de hand naar huis.
Cyrus nodigt ons uit voor de lunch bij hem thuis. Naast de ondertussen alom bekende cassava, de rijst en stukjes rundsvlees (die hier van iets betere kwaliteit zijn dan bij Crosby) krijgen we ook zoete aardappelen en saus. We eten in het salon, het bord in onze schoot, en de dochter van Cyrus bedient ons, eerbiedig buigend wanneer ze ons voedsel opschept, op onze wenken. Als ik aan zijn vrouw vraag waarom ze niet met ons mee-eet, kijkt ze Cyrus eerst verlegen aan en geeft me daarna een heel anti-feministische uitleg. Ik pretendeer dat ik haar begrijp maar ben toch aangenaam verrast wanneer haar man haar wat later toestaat om samen met ons een colaatje te drinken. Alsof ze zelf verrast is, begint ze honderduit tegen me te praten en vraagt ze me of ik haar vriendin wil worden. Na het eten leest Cyrus een officieel getypte speech voor die hij de dag ervoor heeft geschreven om ons en het Sint-Jozefsinstituut in Oostende te bedanken voor onze milde gift. We nemen afscheid en houden een minibus tegen richting Nkhata Bay.
Om 14 uur zouden de computerlessen in de Butterfly van start moeten gaan, maar deze ochtend heeft de elektriciteitsmaatschappij zo maar even beslist om de stroom uit te schakelen, aangezien Alice via een transfer blijkbaar 250 kwatcha (wat neerkomt op een halve euro) tekort betaalde. Ze is pisnijdig en na uren van verbolgen ergernis, rondbellen en dreigende discussies met de maatschappij, beslissen ze rond 15 uur om de Butterfly weer van stroom te voorzien. Ondertussen zijn heelwat studenten weer huiswaarts gekeerd en blijft er maar weinig volk over om les aan te geven. Maar wie er nog zit, is gemotiveerder dan ooit en onze leerlingen geven dus het beste van zichzelf. In de provisoire muziekstudio neemt Dustin met zijn band, bijgestaan door Attila, een volledige clip op in een uur tijd. Ondertussen geeft Sam privéles Excel en helpen Stef en Paulus wat andere studenten op weg met powerpoint en fotobewerking.
Hans en ik vertrekken naar het huis van Steve. Hoe mooi is het hier op zijn terras, uitkijkend op velden vol fruitbomen, het meer en de oevers aan de overkant van de baai. Hij vertelt ons gepassioneerd over de ups en downs van ontwikkelingswerk waardoor we er een compleet andere kijk op krijgen: “Mensen hebben ze hier nodig, mensen met een hart, die de leerkrachten hier kunnen bijscholen. Geld is nuttig, in sommige gevallen, maar bijkomstig. Wat Tine en Rjimke hier deden, dat was waarachtig ontwikkelingswerk.” Zijn woorden bevestigen alleen wat ik diep in mijn hart al wist. Ik kom hier zeker terug!
Na het diner in de Butterfly, voor het laatst samen met Alice, haar moeder en de andere vrijwilligers, beseffen de leerlingen dat ze maar beter snel onder de wol kunnen kruipen, gezien we morgen om 4.30 uur moeten opstaan. Ook Hans is moe en gaat slapen. Ik lig te woelen onder het muskietennet, onverhoeds overmand door een gevoel van zielenleed dat afkomstig is van het intense leven dat ik hier in Nkhata Bay geleid heb. Als een vat vol emotie besluit ik op te staan, op dit verlaten uur, voor een nachtelijke wandeling. Na wat gestrompel in het duister, starend naar het meer vol diamanten stipjes en me wentelend in flarden gedachten, maak ik mijn hoofd uiteindelijk volledig leeg en val in een diepe korte slaap.
8 mei: Kamuzu Academy
Om 4.30 uur stipt hoor ik het getoeter van de taxi. Snel spring ik in mijn kleren en wil hem tegemoet snellen voor hij de hele Butterfly wakker ‘tuut’. Maar ik zie dat Hans me al voor is, dus poets ik eerst nog mijn tanden op het houten terras en prop mijn koffer vol met de laatste spulletjes. Nog voor de klok 5 uur slaat, vertrekken we met stille trom vanuit Nkhata Bay naar Mzuzu. De weg is donker en stil. Ik denk aan Tine die hier op deze weg ergens het leven liet, maar durf de taxichauffeur niet te vragen waar precies.
De axa-bus, waarop een niet erg geloofwaardige predikant wat gebeden afdreunt in een ultieme poging om de mensheid te redden van de ondergang, vertrekt stipter dan op de doorreis en tegen 11 uur staan we al in Kasungu.
Voor het eerst merken we wat onrust in dit behoorlijk serene land. Mensen komen van alle kanten met vlaggen en spandoeken, waarop de grote letters “WE’RE SICK OF ALL THE LIES” pronken. Terwijl we wachten op een taxi richting Kamuzu Academy, verandert prompt de sfeer in de massa mensen. Als loslopend wild beginnen ze te rennen, allemaal in dezelfde richting. Een zwaar bewapend militair holt hen achterna, met zijn geweer in de lucht schietend. Kasungu lijkt me op dit moment niet echt de plaats voor de modale toerist.
De aardige taxichauffeur sjort al onze bagage vast op het dak van de auto, zodat we voor het eerst op een behoorlijk comfortabele manier kunnen plaatsnemen. Voor we Kasungu verlaten, doen we een korte sightseeing bij drie verschillende tankstations. Ook hier dreigt blijkbaar een sterk benzinetekort. Daarna volgt een kaarsrechte weg door een heel vlak landschap en ik denk nu al met heimwee terug aan de heuvels en de rotsen rond Nkhata Bay.
Twintig minuten later komen we aan een grote stalen toegangspoort waarachter een immens terrein ligt. Kamuzu Academy, een majestueus gebouw achter een aanzienlijke vijver, overbluft onze verwachtingen. Hoe geraken we in godsnaam langs die strenge bewakingsagenten, niet zeker wetend of ons bezoek hier is aangekondigd en of we hier wel welkom zijn. Behalve een Europese identiteitskaart en de naam van de directeur van de academy hebben we niets in handen. Vriendelijk vraag ik de bewaker naar de aanwezigheid van Mister Wild en beheerst deel ik hem mee dat we verwacht worden. Na het invullen van een standaardformuliertje opent de portier de slagboom en rijden we naar de imposante ingang. Daar worden Hans en ik begeleid naar het kantoor van mister Wild. De leerlingen blijven buiten bij de taxi en de bagage. De raszuivere Brit spreekt ons toe als een echte gentleman, uiterst beleefd en vriendelijk zonder meer. Hij vertelt ons kort de geschiedenis van Kamuzu Academy, gesticht door president Hastings Kamuzu Banda in 1981. “You’re most welcome here. One of our teachers will give you a guided tour if you like, but first I’ll show you the guesthouse where you can stay.” Even later worden we door één van de privé-chauffeurs naar onze privé-villa, voorzien van een privé-eetplaats met keuken, vijf slaapkamers, twee badkamers en gigantische privé-tuin gebracht waar onze privé-knecht op ons staat te wachten. Na een privé-rondleiding van anderhalf uur langs de klaslokalen, studiezalen, tennisbanen en zwembaden, het golfterrein, de bibliotheek, de refter en computerklas, krijgen we een frisse pint aan ons privé-zwembad. Dit is onwerkelijk! Waar is het arme, noodlijdende Malawi? Waar zijn de gammele hutjes, de cassavaplukkende moeders met een kind aan elke schouder? De kleuterschooltjes met kinderen in groezelige, gescheurde kledij die gulzig een handvol pap eten? Ik heb moeite om deze grillige realiteit te vatten. Maar wanneer mister Wild, die zich blijft gedragen als de notabele, oneindig sympathieke Brit, ons nog een pint trakteert, breek ik er mijn hoofd niet langer over en streef ernaar te genieten van de ons in de schoot geworpen luxe op deze privé-school.
9 mei: Lifupa lodge
Na een heerlijk ontbijt, opgediend door Stanwell, een beminnelijke man die op alles wat je hem vraagt of zegt ‘Thank you’ antwoordt, maken we ons klaar om afscheid te nemen van de school en mister Wild. Hij heeft voor ons persoonlijk transport geregeld tot aan Kasungu National Park.
De weg wordt ruwer en steeds minder berijdbaar naarmate de kilometers vorderen. Wanneer we aan de ingang van het park komen, valt een ziedende warmte op ons neer. Twintig minuten later bereiken we eindelijk de mooi verzorgde Lifupa lodge. Remke, een Hollandse veganiste die sinds vorig jaar de managing director van het park is, verwelkomt ons hartelijk en leidt ons naar onze hutten aan het meer. De locatie en het uitzicht overdonderen me. Dit is een heel ander Malawi dan wat we tot nu toe reeds zagen. Ook hier is het oogverblindend mooi. Vanwege het savanne-achtig landschap, de kracht van de zon en het uitblijven van ook maar een zuchtje wind, lijkt Nkhata Bay opeens heel ver weg.
Tijdens de lunch ontmoeten we Mathieu, de enige niet-chauvinistische Fransman die ik wellicht ooit zal tegen komen. Gekleed in camouflagekledij en zijn gezicht geschminkt in zwart-bruin-groene strepen, vertelt hij ons dat hij net terug is van een vijf dagen durende expeditie ‘in the bush’. Kansungu national park wordt, vooral langs Zambiaanse kant, geteisterd door stropers die illegale jacht maken op olifanten en neushoorns. Mathieu moet op zijn beurt jacht maken op de stropers zelf en ze ‘arresteren’. Wat later komen we erachter dat de ex-militair die ooit het Franse leger diende, maar er vermoedelijk een aantal trauma’s heeft opgelopen waardoor er van vaderlandsliefde maar weinig overschiet, met ‘arresteren’ bedoelt: de stropers neerschieten en hun lichamen laten liggen voor de hyena’s. Het klinkt wreed maar in de bush gelden duidelijk andere regels.
Rond vijf uur vertrekken we, Hans voorin, de leerlingen en ik, heldhaftig als we zijn, op het dak van Remkes landrover, richting Black Rock. We stinken naar de insectenspray waarmee we ons, uit angst voor de tseetseevliegen, overvloedig hebben ingespoten. Na een wedstrijdje ‘om het eerst boven’ kunnen we genieten van een adembenemend (mede veroorzaakt door de uitputting) uitzicht. Heel even, terwijl de zon de toppen van de Zambiaanse bergen streelt om er straks volledig in te verdwijnen, denk ik aan wat ik anders doe op een doordeweekse donderdagavond en prijs ik me gelukkig, tevreden, dankbaar,… om wat ik hier mag meemaken.
10 mei: hond op de weg
4.55 uur, gewekt door nijlpaardklanken, vogelgezang, krekelgezoem en andere niet te definiëren geluiden -de dieren spreken hier nog echt- open ik de deur van de slaaphut en zie, in halfduister nog, het silhouet van Hans die met een verrekijker het meer aftuurt. Plots ben ik me ervan bewust dat onze vriendschap na een dergelijke reis nooit meer stuk kan. We kijkend zwijgend naar de zonsopgang. Er zijn geen woorden nodig als je zoiets samen kunt beleven.
Om 6 uur maken we met de leerlingen en een scout een begeleide ochtendwandeling waarbij we de nijlpaarden van heel dichtbij kunnen spotten. Verder krijgen we naast een gazelle, een koppel kleine aapjes en wat olifantenpoep weinig dieren te zien.
Na het lekker ontbijt brengt Remke ons met haar Landrover naar het centrum van Kasungu. Ze vertelt me over het wel en wee van haar leven hier. Ik begrijp eruit dat het niet altijd gemakkelijk is, helemaal alleen, zonder familie of iemand van wie ze op moeilijke momenten een knuffel krijgt. Maar ze is vol hartstocht overtuigd van het nut van natuurbehoud en heeft haar hart verpand aan de dieren die hier leven en beschermd moeten worden.
Op de busparking in Kasungu worden we overrompeld door zwarte mannen die ons naar Lilongwe willen brengen. Remke wijst ons een betrouwbare, niet-naar-alcohol-stinkende chauffeur aan. Tussen de kleurrijke fruitstalletjes en de drukte die contrasteert met wat we de laatste dagen gewoon waren, nemen we dankbaar afscheid.
De rit naar Lilongwe in de afgeleefde, volgepropte minibus start voor de zoveelste keer met het op-zoek-naar-benzine-ritueel. We verbazen ons er niet meer over en zijn opgelucht dat we het benauwend Kasungu achter ons kunnen laten.
Terwijl Hans en ik, die voorin zitten, een luchtig praatje maken met de chauffeur, loopt wat verder een hond op de weg. De bestuurder toetert hard maar mindert geen vaart. Enkele seconden later hoor ik als het ware botten breken onder het wiel waarop we zitten. De chauffeur vloekt binnensmonds en rijdt verder. Ik ben geschokt en denk aan de dode hond, ook aan Remke, de dierenactiviste, die nog geen mug kan doodslaan. “Mathieu zou die vent nu wellicht zonder veel emotie overhoop schieten,” grapt Hans om de plots omgeslagen sfeer er weer in te krijgen. Even later stopt de chauffeur langst de kant van de weg om de linkerkant van zijn inkomen-gevend voertuig te onderzoeken. “Every thing is ok,” lacht hij Hans opgelucht toe. Ik frons mijn wenkbrauwen, maar ook deze keer doen we ons best de situatie te begrijpen, net zoals we dat deden bij die van de stropers en die van Mathieu in de bush.
Trouwe Alex wacht ons een tweetal uur later op aan het busstation in Lilongwe. Hij brengt ons naar de lodge waar we de eerste nacht doorbrachten en opnieuw worden we door de tien kleine negertjes geëscorteerd naar onze vertrouwde ‘bronze rooms’. Voor het eerst in meer dan een week tijd kan ik weer genieten van een warme, verkwikkende douche.
We beslissen om ons laatste avondmaal gewoon hier in het hotel te nemen en praten lange tijd na over herinneringen die we de rest van ons leven zullen meedragen. Morgen weer het vliegtuig op. “Het was mooi”, mijmer ik voor ik in slaap val.